Dicksonia antarctica

De Tasmaanse boomvaren kan een hoogte tot circa 10 meter bereiken. Het heeft een rechtopgaande groeiwijze. De talrijke samengestelde bladeren zijn dubbel- of drievoudig geveerd. De Jonge bladeren zijn opgerold en dichtbehaard. Aan de onderzijde van de deelblaadjes vlak bij de bladrand bevinden zich de sporen in geelachtige tot bruine, bolvormige sporenhoopjes. Dicksonia antarctica houdt van een standplaats in de schaduw of licht zonnig. Hij groeit het beste op iedere neutrale, vochtige, goed doorlaten bodem. Voor de verzorging houdt dit in dat de stam nooit mag uitdrogen, en bij droog weer extra besproeit moet worden met water. Ook in de winter dient de stam in de gaten gehouden te worden. Hij verdraagt een temperatuur van -10 °C. en met name de stam en de bladeren zijn vorstgevoelig. De bladeren zullen vrijwel altijd bevriezen. Vaak worden daarom alle bladeren voor de winter afgeknipt, die tevens als isolerend materiaal kunnen dienen. Het opbinden van deze plant is nog beter om bij zachtere winters meer blad te behouden. Hoe meer blad behouden kan worden des te sneller zal de boomvaren herstellen. Het inpakken van deze plant tijdens de winter dient grondig te gebeuren. Om de stam worden een paar stokken gezet op een afstand van ongeveer 20 cm. Het geheel dient omwikkeld te worden met een rietmat, vliesfolie of kippengaas. Vervolgens wordt er isolerend materiaal (bijv. afgeknipte bladeren of stro) in dit omhulsel gestort. Bij strenge vorst dient noppenfolie gebruikt te worden, en bij zeer strenge vorst dient te stam bekleed te worden met jute ter bescherming tegen de directe warmte van kerstverlichting die om de stam heen zit.