Soort: Gymnocladus dioica

keuze: 1 resultaten

Gymnocladus dioica

  • Nederlandse benaming

    Doodsbeenderenboom
  • Gewasgroep

    Bomen
  • Familie

    Fabaceae
  • Herkomst

    Centraal en oostelijk Noord-Amerika

Maximale sierwaarde

Gymnocladus dioica, schilferig, dik en grof betakt met ellenlange ledematen klinkt zo op het eerste gezicht weinig aantrekkelijk. Behalve als het om een boom gaat zoals de doodsbeenderenboom. Deze knoestig aandoende boom met zijn prachtige Nederlandstalige benaming en zijn kenmerkende schilferende bast en dubbel geveerde bladeren die tot wel een meter lang kunnen worden, is een ware lust voor het oog. Zolang je maar weet hoe te kijken en waar naar. Gymnocladus dioica groeit langzaam en grillig tot een hoogte van zo’n 30 meter. Verwacht hier geen rechte stam(men). Zijn prachtige takkenstructuur laat hij vooral in de winter zien als het blad verdwenen is. Net alsof dat nog niet mooi genoeg is, blijven zijn ruim 20 centimeter lang zaadpeulen aan de boom hangen tot diep in de winter. In het voorjaar verschijnen zijn blauwig-tot-donkergroene bladeren die razendsnel tot wel 1 meter lengte en 60 centimeter breedte kunnen groeien, onze ervaring leert echter dat ze hier vaak kleiner blijven.

Rond mei-juni verschijnen dan de eerste groen-witte bloemenpluimen. Zij verspreiden een heerlijke zoete geur en oefenen daarmee grote aantrekkingskracht uit op bijen en hommels. Pas in de herfst introduceert hij zijn meest speciale act op de bühne. Zijn dikke bladerdek verandert eerst in een prachtig gevulde goudgele pruik. Daarna laat het blad los maar de bladspillen (het geraamte waar de individuele blaadjes zich aan vasthielden) blijven nog enige tijd hangen en dat is een bijzonder gezicht.


Gedwongen symbiose

Doodsbeenderenboom stamt uit de Amerikaanse ‘Midwest’. De oorspronkelijke bewoners van die regio gebruikten hem als voedselbron, medicijnboom en rituele boom. Men roosterde en vermaalde de zaden om er surrogaatkoffie van te maken. Dat moest secuur gebeuren want rauw zijn deze zaden giftig, ze bevatten saponine en blauwzuur. In zijn natuurlijke habitat staat Gymnociadus dioica tegenwoordig zo zwaar onder druk dat hij het zonder hulp van de mens niet gaat redden. Bisons verspreidden vroeger zijn zaden maar die zijn tegenwoordig zo goed als uitgestorven op de Amerikaanse vlaktes. In het wild ontspruit nog maar ca. 5% van de zaden. Doodsbeenderenboom is dus op de mens aangewezen voor zijn overleving. Gelukkig laat hij zich goed kweken maar is relatief prijzig, met name vanwege zijn langzame groei. Aan de andere kant trekt hij zich weinig aan van plagen en ziektes, droogtes, kou (hij verdraagt -25 graden Celsius) of strooizout. Zelfs de meest zware kleigrond is geen partij voor hem. Hij is een knoestige krachtpatser die ironisch genoeg voor zijn overleving op ons is aangewezen.

Het staat buiten kijf dat deze boom het waard is om te preserveren. Hij kent een rijke geschiedenis, scoort maximaal op de sierwaarde-schaal en kan wel een klein duwtje in de rug gebruiken. Planten dus!

  • Gewasgroep

  • Verwijderen filters
Laden...